Home MAANDAG LIGA DINSDAG LIGA WOENSDAG LIGA DONDERDAG LIGA Grote Prijs Jan Severy OLY +200 & +600 series Indiv.kamp.A B C D E F G Interteams Nat. Kalender Nat.- Kampioenschappen Beker van België Bijdragen Interteams Algemene vergadering Diversen
OLYMPIA  HASSELT BOWLINGCLUB

                                       Bowlingtermen


Arrows : de pijlen op de baan waarop gemikt kan worden.


Dots : de rondjes op de approach waar je je beginpunt kunt bepalen maar ook de rondjes op de baan zelf

          waarop ook gemikt kan worden.


Pins : misschien beter bekend als kegels. NB: Bowlingpins worden ook vaak als doel voor schietoefeningen          gebruikt.


Headpin : aanduiding voor de voorste pin, de eerste.


Frame : een serie van 2 worpen.


Game : een serie van 10 frames.


Spare : het omverwerpen van alle 10 pins in 2 worpen, in 1 frame.


Strike : het omverwerpen van alle 10 pins in de 1e worp, in 1 frame.


Double : twee strikes achter elkaar


Turkey : drie strikes achter elkaar


Four Bagger : vier strikes achter elkaar, ook wel Hambone genoemd.


Five Bagger : vijf strikes achter elkaar


6-pack : zes strikes achter elkaar


7-pack : zeven strikes achter elkaar


8 in a row : acht strikes achter elkaar


9 in a row : negen strikes achter elkaar


10 in a row : tien strikes achter elkaar


11 in a row : elf strikes achter elkaar


Perfect game : een aaneengesloten serie van 12 strikes in één game; resulterend in de maximale

                       score van  300 punten.

Approach : de aanloopzone.


Foul line : de lijn tussen aanloopzone en bowlingbaan.


Pocket : De ruimte waar de kans op een strike het grootst is, voor linkshandigen: tussen pin 1 en 2.

             Voor de rechtshandigen tussen pin 1 en 3.

Brooklyn : voor linkshandigen pin 1 en 3. Voor rechtshandigen pin 1 en 2.


Backswing : de beweging die men maakt om de bowlingbal los te laten op de baan; de arm wordt naar

                   achteren gebracht en dan terug naar voren.

Release : het punt in je beweging waar je de bal loslaat.


Double Wood : twee pins achter elkaar.


Split : wanneer twee pins ver van elkaar staan zonder pin 1.Deze zijn meestal moeilijk om te sparen. De           moeilijkste is de 7 - 10 split.

Goot : gedeelte naast de twee zijkanten van de bowlingbaan.


Bumpers : balken aan de rand van de baan die voorkomen dat de bal in de goot terechtkomt. Wordt vaak                 gebruikt als kinderen bowling spelen.


Gutterball l: het tweemaal de bal in de goot gooien in één frame.


Het "in komen" van de bal : Iedere bal heeft een bepaald hoekpunt dat ervoor zorgt dat de bal op

                                         het droog  gedeelte van de baan begint te reageren.

                                         Hoe groter het hoekpunt hoe meer uw bal "in komt".

Aanloop : de stappen tot aan de foul line alvorens de bal los te laten verschilt van 3 tot 6, al te zien

               hoe hoog of laag je de bal houdt.


Sandbagger : een speler die expres zijn hoge gemiddelde laat zakken om in toernooien de prijzen voor de                    neus van mindere tegenstanders weg te kapen, wordt door zeer velen als zeer onsportief ervaren.